2.24. Licht

‘Wat is de zin van het leven?’ vraag ik aan Hanne in koffiehuis De Lantaren. Ze lacht.

‘Dit’, zegt ze. Ze neemt een slok van haar cappuccino en ze likt de room van haar bovenlip.

‘Koffie en room zijn de zin van het leven,’ zegt ze.

‘Nee, serieus,’ zeg ik, ‘waarom zijn we hier?’

‘Ik bèn serieus,’ zegt Hanne, ‘Er is geen zin, behalve die die je zelf aan het leven geeft.’

‘Dat is een cliché,’ zeg ik, ‘maar ik moet toegeven, ik ben het de laatste tijd een beetje kwijt. Vorige week was ik hier met Nicolas. Hij vond het hier erg gezellig en het wàs ook gezellig, vooral met hem erbij. Hij vond die Weense percolator geweldig en hij heeft twee keer taart genomen, en een elixir d’Anvers en een jenever geproefd. We hebben de hele avond gelachen al weet ik nu niet meer waarover. In bed lagen we nog na te lachen. Sinds hij terug naar Toulouse is loop ik wat verloren. Het lijkt alsof ik aan niets anders meer kan denken dan aan Nicolas en Louise. De ene is voorlopig nog van mij alleen, maar hij woont ver. De andere woont nog verder en is maar half geïnteresseerd, zo lijkt het toch. En ik weet niet meer wat ik wil. Wie van de twee of allebei, of helemaal niemand meer.’

Hanne knabbelt op haar chocolaatje en lepelt de extra slagroom uit het kannetje. Ze knikt, maar ze geeft geen commentaar.

‘Gelukkig vragen Barbara en Kiki af en toe nog aandacht,’ ga ik verder, ‘en denk ik op die manier ook nog eens aan wat anders. We hebben trouwens komende zondag River uitgenodigd. Barbara is opeens wat toeschietelijker geworden. Benieuwd wat dat gesprek gaat opleveren. Maar behalve mijn besluiteloosheid over Nicolas en Louise en dat gedoe met River, lijkt er niets anders meer in mijn leven te zijn en dat is niet oké. Mijn leven is leeg.’

‘Dat kan ik me niet zo goed voorstellen,’ zegt Hanne, ‘Het mijne is overvol. Werk, kinderen, man, hond, poezen, huis, ouders, pilates… Laat je chocolaccino niet koud worden,’ zegt ze, ‘Veel te lekker. Zullen we nog iets bestellen?’

‘Ik moet iets anders doen, iets in mijn leven brengen dat me afleidt van die twee,’ denk ik hardop.

‘Mis je het werk?’ vraagt Hanne.

‘Ik mis het om iets om handen te hebben, maar de uitgeverij en de bazen en de collega’s mis ik niet. Behalve jou, natuurlijk.’

‘Maar we spreken elkaar toch regelmatig? Misschien wel meer dan vroeger.’

‘Ja, lief van jou dat je tijd voor me maakt.’

‘Ik doe dit ook voor mezelf, hoor. En heb je nog aan dat kookboek gedacht?’

‘Pff… Weet niet. Het lukt me niet. Al moet ik toegeven dat ik er nog niet echt de tijd voor genomen heb. Maar weet je, ik kook echt graag, maar mijn recepten zijn zo eenvoudig, gewoon te eenvoudig voor een kookboek.’

‘Juist daarom,’ zeg Hanne, ‘daar is een publiek voor. Minimalisme is in de mode. Er is vraag naar eenvoudige recepten. En het hoeft niet altijd origineel te zijn, als het maar lekker is!’

Terwijl Hanne de aandacht van de dame achter de toog probeert te trekken, kijk ik rond in het koffiehuis. De helft van de tafels zijn bezet. De serveuse lijkt het net druk genoeg te hebben, ze zet de bestellingen in een rustig tempo klaar en ze bedient met een glimlach.

‘Misschien zou ik zoiets moeten doen,’ fluister ik over de tafel heen, ‘eens een heel andere job. Zou dat iets voor mij zijn?’

‘De eigenaar is een sympathieke man, je zou het hem kunnen vragen. In het weekend werken hier ook studenten. Misschien heeft hij nog een paar uren vacant.’

Vandaag durf ik het niet te vragen, maar de gedachte fleurt me op. Ik ga werk zoeken.

 

4 gedachten over “2.24. Licht”

Plaats een reactie